De wetenschap heeft een nieuwe manier om zelfbeschadiging te meten: voodoopoppen

De eerste resultaten zijn veelbelovend, maar er is nog meer onderzoek nodig.

Hoe meet je zelfbeschadiging? Het is een vraag die therapeuten, onderzoekers en artsen al lange tijd bezighoudt. Een nieuw onderzoek stelt dat voodoopoppen de beste oplossing zijn. Patiënten kunnen hierbij anoniem via internet aangeven hoe ze zich voelen en daarbij een zelfgekozen aantal pinnetjes in de pop steken. De eerste resultaten zijn veelbelovend, maar er is nog meer onderzoek nodig.

Over zelfbeschadiging meten

Uit internationale cijfers blijkt dat zo’n 17 procent van de jongeren zich weleens beschadigt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het bewust snijden, knijpen of verbranden van de huid. Om zelfbeschadiging te voorkomen is het belangrijk om te weten wie (of welke groepen) het meeste risico loopt. Zelfbeschadiging meten is echter een stuk moeilijker dan je denkt. Als het meten al lastig is: hoe schat je dan het risico in dat iemand ooit zichzelf bewust verwondingen toebrengt?

De gangbare manier om zelfbeschadiging te meten

Tot nog toe werd dit vooral gedaan aan de hand van vragenlijsten die de patiënt zelf moet invullen. Een internationaal voorbeeld is de Non-Suicidal Self-Injury Assessment Tool, waarin vragen voorbijkomen als “Hoe vaak denk je aan zelfbeschadiging?”. Ook moeten cliënten aangeven in hoeverre ze zich herkennen in statements als “Ik beschadig mezelf om iets te voelen”.

Er is ook een meer kwantitatieve manier van zelfbeschadiging meten. In de internationale ‘Inventory of Statements about Self-Injury‘ is het de bedoeling dat patiënten aangeven hoe vaak ze zichzelf snijden, krassen en branden. Ook is het hierbij van belang hoe ernstig de verwondingen zijn. Er wordt hierbij dus een soort schaalverdeling gemaakt.

David Chester, assistent-professor in de Sociale Psychologie aan de Virginia Commonwealth University, geeft aan dat er twee problemen zijn met deze manieren van zelfbeschadiging meten. Ten eerste is er de mogelijkheid dat mensen hun verleden niet opgeven uit angst voor een (gedwongen) opname, of simpelweg omdat ze het niet meer kunnen herinneren.

Daarnaast zegt Chester dat het ‘automutilatieverleden’ niet altijd van belang is. “Wel vergroot een verleden met zelfbeschadiging de kans op zelfbeschadiging in de toekomst”, aldus de assistent-professor. Bovendien is het niet altijd mogelijk om het medisch dossier van iemand op te vragen. Niet alleen is dit lastig vanwege privacy, maar ook vanwege de eerdere reden: medische dossiers zijn niet altijd compleet en nauwkeurig.

De oplossing: voodoopoppen

Chester en collega’s hebben de afgelopen jaren daarom onderzoek gedaan naar een nieuwe manier van zelfbeschadiging meten. Deze methode vertrouwt niet op vragenlijsten of medische dossiers, maar op voodoopoppen. De nieuwe methode heet voluit ‘Voodoo Doll Self-Injury Task’ (VDSIT) en in het wetenschappelijke tijdschrift Journal of Social & Clinical Psychology wordt tot in detail uiteengezet hoe het precies werkt.

Het werkt heel simpel. Patiënten krijgen een link opgestuurd die ze naar een website leidt waar twee plaatjes van een voodoopop naast elkaar staan. Er is 1 verschil tussen de poppen. De ene versie is volgeprikt met wel 51 pinnetjes, terwijl de ander blanco is en geen enkel pinnetje heeft. Vervolgens wordt aan patiënten gevraagd met welke pop zij zich het meest identificeren. Hierbij kunnen ze de slider aan de onderkant van links naar rechts bewegen, waarbij het linkeruiteinde voor 0 pinnen staat, en de rechterzijde juist voor het maximum van 51 pinnen.

Over VDSIT

Deze manier om zelfbeschadiging te meten is het resultaat van de samenvoeging van vijf eerdere onderzoeken, waaraan in totaal 1200 mensen hebben meegedaan. Direct nadat de respondenten het aantal pinnen hadden doorgegeven werden ze naar hun huidige emoties en gevoelens gevraagd. Hieruit is gebleken dat hoe meer pinnetjes mensen in ‘hun’ voodoopop plaatsen, hoe groter de kans is dat ze in het verleden aan zelfbeschadiging hebben gedaan. Dit geldt ook voor de ernstigheid van de zelfbeschadiging. Oftewel: meer pinnetjes duiden op een heftiger verleden met zelfbeschadiging.

Het grootste voordeel van de ‘voodoopop-methode’ is dat deelnemers het plaatsen van de pinnetjes over het algemeen niet als naar of traumatisch ervaren. Dit is natuurlijk ontzettend positief voor mensen die een verleden met zelfbeschadiging hebben. Wel waarschuwen Chester en collega’s dat de nieuwe manier van zelfbeschadiging nog niet klaar is om gebruikt te worden. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Vooral de doelgroep moet worden uitgebreid, omdat de huidige resultaten op een relatief kleine groep gebaseerd zijn.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *